Dinsdag 26 mei
Het duurde vele eeuwen voor vrouwen mochten lezen wat ze wilden. Ze moesten vooral borduren, bidden, kinderen opvoeden en koken. Deze deugdzame en opvoedende taken werden in toenemende mate bedreigd door het boek. Een vrouw die leest is een vrouw die zich afzondert. Er werd gesproken van zedenverwildering en ordeloosheid. De leeswoede van vrouwen werd zelfs een bedreiging, maar zedepreken konden de opmars van lezende vrouwen niet stuiten. Lezen bood vrouwen de kans om aan de beperkte wereld van het huishouden te ontsnappen. Het is een entreekaartje tot de onbegrensde wereld van de gedachten en de fantasie, maar ook van kennis. Het motief van de lezende vrouw heeft kunstenaars altijd geïnspireerd. Aan de hand van schilderijen, tekeningen en foto’s wordt de geschiedenis van enkele beroemde lezende vrouwen op de voet gevolgd.
Blogarchief
5. Aan tafel! Vijf eeuwen eten, drinken en tafelmanieren
Dinsdag 12 mei
Op een dinertafel ligt vaak een wit tafellaken met bijpassende witte servetten. Sinds wanneer dekken wij zo: met daarbij glas en mes aan de rechterkant en het brood altijd links van het bord? Mag je met je handen eten of je bord schoonvegen met een stuk brood? En waar dient dat kommetje water voor? Gedragsregels rond eten en drinken zijn er al zolang mensen samen de maaltijd gebruiken.
Voor de Tuin en Culinair Fair in Orvelte gaf ik een boeiend betoog over tafelgewoonten door de eeuwen heen. Ik nam de aanwezigen mee van de Middeleeuwen (denk aan scènes uit de schilderijen van Pieter Breughel: dronken lieden die zich al schreeuwend en lallend de goed doen aan gebraden speenvarkens en gevulde kippetjes) via de Renaissance (toen verschenen de eerste etiquetteboeken) en de Gouden Eeuw naar de 18e en 19e eeuw (met steeds uitgebreidere serviezen) waar men fijnproever wordt in plaats van een veel-eter.
Dat het er vroeger heel anders aan toe ging dan wij nu gewend zijn is duidelijk. Hoe vreemd sommige gewoonten ook voor ons lijken, ze werden wel door de etiquette’ bepaald. En sommige van de gedragsregels gelden nog tot op de dag van vandaag!
4. Visions of reality, de wereld van Edward Hopper (1882-1967)
Dinsdag 21 april
De Amerikaanse realistische schilder Edward Hopper beeldde het moderne, stedelijke leven in de eerste helft van de 20ste eeuw uit. Hele werelden gaan er schuil achter Hoppers verstilde figuren. Zij lijken eenzaam en gesloten, maar zijn het niet. Ook de ruimte zèlf is emotie, zoals het zinnelijke spel van licht en schaduw op de kale wanden van een vertrek laat zien. Hoppers stijl is filmisch te noemen en zwaar beïnvloed door de cinema. De scherpe lijnen, minimalistische compositie en de uitgesproken kleur-en lichtval waren een bron inspiratie voor regisseurs als Hitchcock. De recente film van Gustav Deutsch, Shirley, Visions of reality, is een gestileerde ode aan Hopper.
3. La vie moderne, Berthe Morisot en Édouard Manet
Dinsdag 24 maart
“Niemand vertegenwoordigt het impressionisme met meer talent en met meer autoriteit dan Berthe Morisot…” schreef een Franse kunstcriticus in 1881. Berthe Morisot (1841-1895) kwam uit de gegoede burgerij en kreeg les van bekende landschapsschilder Jean-Baptiste Corot, die haar adviseerde om naar Auvers-sur-Oise te gaan en daar te leren in de open lucht te schilderen (en plein air). In 1868 ontmoette zij de schilder Édouard Manet. Morisot schilderde toen al geruime tijd in impressionistische stijl en haar schilderijen werden, in tegenstelling tot haar mannelijke collega’s, enthousiast ontvangen op tentoonstellingen van de officiële Salon de Paris; het werk van Manet werd daarentegen meestal afgewezen. Tegenwoordig wordt Manet gezien als de grote vernieuwer, omdat hij een brug wist te slaan tussen traditie en vernieuwing. Berthe Morisot oefende op dit punt invloed uit op Manet en zette hem ertoe aan te kiezen voor het palet van de impressionisten en minder zwart te gebruiken. Ook wekte zij zijn interesse voor het plein-air schilderen. Samen met o.a. Monet, Renoir, Degas exposeerde Morisot tussen 1874 en 1886 op alle impressionistische tentoonstellingen, uitgezonderd de vierde (wegens de geboorte van haar dochter Julie).
1. Een volmaecte schilderij is als een spiegel van de natuer, de Leidse fijnschilders
Dinsdag 27 januari
Een madonna (samentrekking van Ital. mia donna = mijn vrouwe) is een geliefd onderwerp in de kunst, verwijzend naar Maria met het kind Jezus op haar schoot of in haar armen. Maria’s kleding vertoont kleurensymboliek: zij draagt een rood onderkleed (zij is in de eerste plaats mens) en een blauwe mantel (want God heeft haar bekleed met de hemelse liefde). Van een natuurlijke of gevoelsmatige relatie tussen moeder en kind is in de Byzantijnse en Romaanse kunst weinig sprake. Zoals Maria met strakke en onbewogen gelaatsuitdrukking troont op een zetel, zo troont het Christuskind op de ‘zetel’ van haar schoot. Een rijke achtergrond van bladgoud omgeeft de voorstelling. Wijzend naar haar zoon, toont Maria de mensen de weg naar Hem. Het Christuskind heeft niets kinderlijks: het is een kleine volwassene, gekleed in een filosofen-tunica, die in de linkerhand een boekrol (de Heilige Schrift) vasthoudt en met de rechterhand een zegenend gebaar maakt. In de kunst van de gotiek verschuift het accent langzamerhand van verheven naar barmhartig: Onze Lieve Vrouwe. De nadruk ligt nu op het uitbeelden van de menselijke moeder en haar goddelijk kind. Kunstenaars tonen ons een sereen moment: Maria die vol verwondering maar ook droefenis naar haar (vaak naakte) pasgeboren zoon kijkt. Vaak heeft het Christuskind een kleine vogel in zijn handjes, een distelvink die verwijst naar de doornenkroon en daarmee naar zijn toekomstig lot.
2. Madonna col Bambino in gouden schijn, vroeg Italiaanse schilderkunst
Dinsdag 24 februari
Een madonna (samentrekking van Ital. mia donna = mijn vrouwe) is een geliefd onderwerp in de kunst, verwijzend naar Maria met het kind Jezus op haar schoot of in haar armen. Maria’s kleding vertoont kleurensymboliek: zij draagt een rood onderkleed (zij is in de eerste plaats mens) en een blauwe mantel (want God heeft haar bekleed met de hemelse liefde). Van een natuurlijke of gevoelsmatige relatie tussen moeder en kind is in de Byzantijnse en Romaanse kunst weinig sprake. Zoals Maria met strakke en onbewogen gelaatsuitdrukking troont op een zetel, zo troont het Christuskind op de ‘zetel’ van haar schoot. Een rijke achtergrond van bladgoud omgeeft de voorstelling. Wijzend naar haar zoon, toont Maria de mensen de weg naar Hem. Het Christuskind heeft niets kinderlijks: het is een kleine volwassene, gekleed in een filosofen-tunica, die in de linkerhand een boekrol (de Heilige Schrift) vasthoudt en met de rechterhand een zegenend gebaar maakt. In de kunst van de gotiek verschuift het accent langzamerhand van verheven naar barmhartig: Onze Lieve Vrouwe. De nadruk ligt nu op het uitbeelden van de menselijke moeder en haar goddelijk kind. Kunstenaars tonen ons een sereen moment: Maria die vol verwondering maar ook droefenis naar haar (vaak naakte) pasgeboren zoon kijkt. Vaak heeft het Christuskind een kleine vogel in zijn handjes, een distelvink die verwijst naar de doornenkroon en daarmee naar zijn toekomstig lot.