Italië, net na 1900. Een periode die onvergetelijk vastgelegd is in Bernardo Bertolluci’s film
Novecento. Een groot deel van de samenleving wel ‘klaar’ is met die saaie, gezapige negentiende eeuw, waarin stands- en klassenverschillen voor altijd vast leken te liggen. Weg met dat burgerlijke! Ruim baan voor de moderniteit! Dat vond zeker ook de dichter Fillippo Tomasso Marinettini, die in 1909 zijn Futuristisch manifest publiceerde. Geweld, oorlog en vernietiging zouden een nieuwe maatschappij inluiden. Iconen van de oude tijd moesten het ontgelden: ‘‘We willen musea vernietigen, de bibliotheken, academies van elk soort [—]. Een ronkende auto die als hij rijdt op een mitrailleur lijkt, is mooier dan de Nikē van Samothrake’. De futuristen gingen op zoek naar een nieuwe beeldtaal, waarin de dynamiek van de moderne samenleving tot uitdrukking kwam: de verbeelding van beweging, snelheid en zelfs geluid. Om hun opvattingen zo breed mogelijk in de praktijk te brengen, begaven de futuristen zich op een zeer gevarieerd terrein: van schilder-beeldhouwkunst en architectuur tot theater, film, kleding, eten en drinken, allerlei gebruiksvoorwerpen, complete inrichtingen van openbare gelegenheden en woningen, reclame en meer.
Blogarchief
Frida Kahlo; van de schoonheid en de pijn
Frida Kahlo is zonder twijfel Mexico’s beroemdste moderne kunstenaar. De classificatie als surrealist is afkomstig van Andre Breton, stichter van de surrealistische beweging in Frankrijk. Zelf verwierp Kahlo dit etiket, zeggende dat zij nooit haar dromen heeft geschilderd. Aanvankelijk miskend of alleen erkend als vrouw van de beroemde muurschilder Diego Rivera, brak Kahlo internationaal door met haar eerste solotentoonstelling in New York in 1938. Het jaar daarop reisde zij op uitnodiging van Breton voor een expositie naar Parijs en ontmoette daar oa Picasso. Haar schilderijen en (80!) zelfportretten verwijzen expliciet naar haar trauma’s. Lichamelijk was zij geruïneerd door polio en een ernstig tramongeluk, mentaal gebroken door haar tumultueuze huwelijk en haar onvervulde kinderwens. Kahlo’s werk getuigt ook van een diepe liefde voor de oude precolumbiaanse culturen en een eigen benadering van de Mexicaanse identiteit. Zij kleedde zich in kleurrijke traditionele dracht en cultiveerde zorgvuldig haar doorgroeiende wenkbrauwen en een klein snorretje. Na haar dood in 1954 op 49-jarige leeftijd bepaalde Ribera dat de badkamer in Casa Azul (het Blauwe Huis) waar al Frida’s persoonlijke eigendommen lagen, vijftig jaar niet geopend mocht worden.
Vijftig tinten wit; het geschilderde winterlandschap
Echte winters, bestaan ze nog? Door de eeuwen heen zijn kunstenaars geïnspireerd door storm, vrieskou, ijs en sneeuw. De vroegste sneeuwlandschappen zijn te zien op middeleeuwse kalenders als onderdeel van getijdenboeken en brevieren. Rond 1600 ontwikkelt het ‘wintertje’ zich tot een geheel eigen genre in de Noord-Nederlandse schilderkunst. De populariteit ervan sluit aan bij de tijd, vallend in de zogenaamde Kleine IJstijd, waarin de winters vaak extreem koud waren. De winterlandschappen van Breughel en Avercamp zijn sterk vertellend geschilderd, vol ijsplezier. Omstreeks 1680 raakt het geschilderde ijsgezicht uit de mode. Het op Frankrijk georiënteerde classicisme wees realistische landschappen af. Het genre keert weer terug door de 19de eeuwse bewondering voor de meesters uit de Gouden Eeuw. De Romantiek toont een voorkeur voor dramatische ijstaferelen, maar Schelfhout’s sfeervolle winterlandschappen veroveren de markt. Mettertijd worden de onderwerpen naturalistischer en de toets losser. Mauve en Breitner schilderen schapen in de sneeuw en winterse stadstaferelen. Ook in onze tijd inspireert het witte landschap, getuige Tamara Donovan’s Untitled (Plastic Cups) uit 2000.
De Ploeg 1918-1928, hoogtijdagen van het modernisme in Groningen
Groningen stond vlak na de Eerste Wereldoorlog open voor vernieuwing. Het werk van Vincent van Gogh had veel indruk gemaakt op jonge Groninger kunstenaars. In hun landschappen en figuurstukken werden zij sterk beïnvloed door het palet en de penseelvoering van deze meester. Daarna komt de ontmoeting in beeld die van een nog veel grotere invloed zou zijn op de Ploegschilders. Jan Wiegers is in 1920 in Davos om te kuren wegens tbc. Door een speling van het lot ontmoet hij daar de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner. Terug in Groningen introduceert Wiegers de beeldtaal van Die Brücke, wat resulteert in een voor Nederland overrompelend nieuwe stroming: het Groninger expressionisme.
Johannes Vermeer, schilder van het licht
“Meisje met de parel” uit 1665-1667, is uitgegroeid tot Vermeers meest geliefde schilderij. Vermeer tovert met licht; de opvallende parel bestaat enkel uit glimlichten en schaduwen. Bij nader onderzoek blijkt dat de grote druppelvormige oorbel geen (kostbare) natuurlijke parel is, maar gepolijst tin of gelakt glas. Het oeuvre van Vermeer is klein, in totaal zijn er zo’n 45 schilderijen aan hem toegeschreven, waarvan er 35 bewaard zijn. De genrestukken, allegorieën en stadsgezichten (“Het straatje” en “Gezicht op Delft”) onderscheiden zich door een subtiel kleurgebruik en een ideale compositie. Op 16 schilderijen komt een joffer voor, die met haar dagelijkse bezigheden bezig is en min-of-meer door de schilder ‘betrapt’ lijkt. Op 6 schilderijen leest zij, of schrijft zij een brief. De tijdloze, verstilde interieurs zijn ware meesterwerken van kleur en licht. Toch was de Delftse meester aan het eind van de 19de eeuw bijna vergeten: “Meisje met de parel” bracht op een veiling in 1881 maar twee gulden en dertig cent op!
Mark Rothko, een ‘Baltische ziel’
Beroemdheden en gewone stervelingen wisselen elkaar af in Jan Brokkens Baltische zielen (2010), waaronder ook Marcus Rothkowitz uit Daugavpils, de later wereldberoemde Amerikaanse schilder Mark Rothko (1903-1970). Een Baltische ziel wil volgens Brokken zeggen ‘een outcast in zijn eigen wereld, een ontwortelde die dat absoluut niet wilde zijn, een milde spotter die probeerde te verhullen hoezeer hij zich verworpen voelde, en tegelijk iemand die waanzinnige liefde koesterde voor de omgeving waarin hij opgroeide’.
Wanneer je voor de immense doeken van Mark Rothko staat, voel je hoe je zijn wereld ingezogen wordt. De kleurvelden zijn opgebouwd uit zinderende verflagen. Het is de verbeelding van universele gevoelens als angst, extase, tragiek en euforie. Rothko was een intense kunstenaar die alles gaf en zoals vaker met grote kunstenaars, een moeilijk leven kende. Een getormenteerde ziel die tot grootse kunst in staat was, en mensen tot op de dag van vandaag hiermee troost en verwondert.
Kazimir Malevich en het experiment: avantgarde in Rusland
De baanbrekende Russische kunstenaar Kazimir Malevich doorliep in zijn leven diverse stijlperiodes: van symbolisme en impressionisme naar abstracte kunst. Kunstenaars in Rusland namen het gedachtengoed van de Russische Revolutie over en verbeeldden de nieuwe maatschappij en de droom van de heilstaat. Malevich bedacht een volledig nieuwe beeldtaal van geometrische vormen, met het beroemde Zwart Vierkant uit 1915 als modernistisch icoon. Onder politieke druk maakte hij van 1928 tot aan zijn dood in 1935 weer kunst, waarin de voorstelling herkenbaar is. Boeren en sportlieden vormen het centrale thema, maar Malevich paste zich niet slaafs aan. Hij gaf een eigen draai aan het door Lenin en vooral Stalin afgedwongen socialistisch realisme. Malevich zette het zichtbare om in iets schilderkunstigs, door middel van vorm en kleur. Bovendien is er een religieus element aanwezig; de boeren zijn als heiligen op iconen uitgebeeld. Een hoogtepunt vormde de groep monumentale ‘Renaissance’ portretten, gebaseerd op Italiaanse fresco’s. Malevich’ imposante zelfportret (1933) getuigt als eerste van dit nieuwe classicisme.
De Leidse fijnschilders van de Gouden Eeuw
De Leidse fijnschilders Gerrit Dou en Frans van Mieris de Oude behoorden al in hun tijd tot de meest gevierde schilders van de Gouden Eeuw. Fijnschilders ontwikkelden de gave om de stoffelijke werkelijkheid bedrieglijk echt weer te geven. De imitatie van weerkaatsend licht en de weergave van materialen als koper of steen waren onovertroffen. De uiterst verfijnde en minutieuze techniek werd vooral toegepast in de zogenaamde genrestukken: meestal op klein formaat weergegeven alledaagse taferelen. In de 19de eeuw was men minder positief te spreken over de nauwkeurig en glad geschilderde voorstellingen. De precieze nabootsing van de werkelijkheid werd niet meer als een artistieke verdienste gezien, eerder als een afkeurenswaardig ‘kunstje’. De los geschilderde werken van Rembrandt en Frans Hals groeiden uit tot nationale symbolen en vormden een grote bron van inspiratie voor onder meer de impressionisten. Inmiddels worden de kwaliteiten van de fijnschilders weer op waarde geschat. De techniek wordt opnieuw gewaardeerd, vermoedelijk mede onder invloed van de hedendaagse schilderkunst, zoals het fotorealisme. Daarnaast ontstond er sinds 1970 hernieuwde belangstelling voor de iconografie en de betekenis van de schilderijen.
Stilte voor de storm: de wereld van Edward Hopper
De Amerikaanse realistische schilder Edward Hopper (1882-1967) beeldde de vervreemding en de eenzaamheid uit van het moderne, stedelijke leven. Eigenlijk spot Hopper met het realisme. Hoe werkelijker zijn wereld lijkt, hoe meer je het gevoel krijgt dat er iets niet klopt. Hoppers schilderijen zijn monumenten voor de eenlingen die hij zag tijdens zijn lange reizen door Amerika: in bars, motels, restaurants, kantoorgebouwen, theaters en benzinestations. Wat gaat er schuil achter deze verstilde, gesloten figuren? De vreemde, broedende spanning die rondom hen hangt stoot af en oefent tegelijk een prikkelende aantrekkingskracht uit. Ook de ruimte zèlf is emotie, zoals het zinnelijke spel van licht en schaduw op de kale wanden van een vertrek laat zien. Hopper weet door middel van subtiele suggesties de kijker te verleiden tot speculaties over een mogelijke clou, zonder deze ooit weg te geven. De locaties zijn filmisch te noemen en zwaar beïnvloed door de cinema (film-noir). De scherpe lijnen, minimalistische compositie en de uitgesproken kleur-en lichtval waren een bron inspiratie voor regisseurs als Hitchcock. Nog steeds laten filmmakers zich door het werk van Hopper inspireren, getuige het gestileerde eerbetoon van Gustav Deutsch: Shirley, Visions of reality uit 2013.
Madonna met Kind in gouden schijn, vroeg Italiaanse schilderkunst
Een madonna (samentrekking van Ital. mia donna = mijn vrouwe) is een geliefd onderwerp in de kunst, verwijzend naar Maria met het kind Jezus op haar schoot of in haar armen. Maria’s kleding vertoont kleurensymboliek: zij draagt een rood onderkleed (zij is in de eerste plaats mens) en een blauwe mantel (want God heeft haar bekleed met de hemelse liefde). Van een natuurlijke of gevoelsmatige relatie tussen moeder en kind is in de Byzantijnse en Romaanse kunst weinig sprake. Zoals Maria met strakke en onbewogen gelaatsuitdrukking troont op een zetel, zo troont het Christuskind op de ‘zetel’ van haar schoot. Een rijke achtergrond van bladgoud omgeeft de voorstelling. Wijzend naar haar zoon, toont Maria de mensen de weg naar Hem. Het Christuskind heeft niets kinderlijks: het is een kleine volwassene, gekleed in een filosofen-tunica, die in de linkerhand een boekrol (de Heilige Schrift) vasthoudt en met de rechterhand een zegenend gebaar maakt. In de kunst van de gotiek verschuift het accent langzamerhand van verheven naar barmhartig: Onze Lieve Vrouwe. De nadruk ligt nu op het uitbeelden van de menselijke moeder en haar goddelijk kind. Kunstenaars tonen ons een sereen moment: Maria die vol verwondering maar ook droefenis naar haar (vaak naakte) pasgeboren zoon kijkt. Vaak heeft het Christuskind een kleine vogel in zijn handjes, een distelvink die verwijst naar de doornenkroon en daarmee naar zijn toekomstig lot.
Gesigneerd: Jan van Eyck, ‘Als ich can’
Aan het einde van de middeleeuwen zorgde Jan van Eyck (ca 1390-1441) voor één van de grootste revoluties in de schilderkunst. Met een virtuoze techniek gaf hij de zichtbare wereld een plaats in de schilderkunst. Hij schilderde het kleinste plantje en het verste vergezicht met een ongekend gevoel voor licht en reflectie. De nieuwe, realistische kunst van Jan van Eyck had direct een enorm succes en werd maatgevend, van de Nederlanden tot Oost Europa en Italië. Recent onderzoek heeft de voorlopers van Van Eyck aan het licht gebracht. Een aantal schilderijen uit de jaren 1410-1420 lijkt namelijk de kunst van Jan van Eyck al aan te kondigen. De afgebeelde figuren hebben al min of meer individuele trekken en lijken echt in de ruimte te staan. Bij deze schilderkunst, die dus al vòòr Van Eyck werd toegepast, werd olie als bindmiddel gebruikt. Dat Jan van Eyck vaak als de ‘uitvinder van de olieverf’ wordt genoemd, is dan ook onjuist. Al sinds de 12de eeuw werd er met olieverf geschilderd. Door de verflaag in verschillende doorschijnende lagen op te bouwen, bereikte Van Eyck prachtige diepe kleuren en suggereerde hij glanzend metaal. Het gebruik van echt bladgoud als achtergrond behoort voorgoed tot de verleden tijd.
De hoed van Vincent: Van Gogh in Drenthe
Van Gogh’s verblijf in Drenthe was kort, van 11 september tot en met 5 december 1883, maar voor de beginnend kunstenaar die hij in die periode nog was, zijn deze drie maanden van meer belang geweest dan meestal wordt gedacht. Alle aspecten van zijn schilderschap zijn hier al aanwezig: geloof, sociale bewogenheid en het zoeken naar een eigen vormentaal. Drenthe beviel hem goed ‘het is hier zo gansch en al wat ik mooi vind’ maar de eenzaamheid, melancholie en het geldgebrek maakten dat hij in de winter overhaast naar de ouderlijke pastorie in Nuenen (Brabant) trok, met achterlating van zijn materiaal. In zijn ‘Drentse tijd’ maakte Van Gogh 40 schilderijen waaronder Turfschuit met twee figuren (coll. Drents Museum Assen) en schreef hij 23 brieven. In november 1885 besloot Van Gogh uit Nederland te vertrekken. Hij zou er nooit meer terugkeren.
‘Niets is mooi genoeg voor de arbeider’, de Amsterdamse School
‘Niets is mooi genoeg voor de arbeider, die al zo lang zonder schoonheid heeft moeten leven’ (Michel de Klerk). De Amsterdamse School begint als een vriendenclub die in 1916 de macht overneemt in het Amsterdamse architectengenootschap Architectura et Amicitia. Hemelbestormers als De Klerk, Kramer, Van der Mey, Staal, Gratama en Wijdeveld hebben grootse politieke idealen. De architectuur van Berlage heeft al een eind gemaakt aan de traditionele, op het verleden geïnspireerde vormgeving, maar is erg zakelijk en sober. In plaats daarvan brengt de jonge Amsterdamse School uitbundige dynamiek en de structuur van de architectuur tot uiting, met expressieve kleuren en materialen en rijke versieringen.
De sublieme luchten van William Turner
Als typische vertegenwoordiger van de Romantiek, beeldt Turner vooral de nietigheid van de mens ten opzichte van de overweldigende natuur uit. Met bijna abstracte wolkenluchten vol dreiging, is hij zijn tijd ver vooruit. Veel eerder dan de impressionisten laat hij contouren vervagen en zonnestralen uiteenvallen. “Luchtige visioenen geschilderd in kleurige stoom”, zei John Constable. Turner en Constable veroorzaken een revolutie in de landschapschilderkunst. Zij schilderen geen grote verhalen of oude helden, maar landschappen uit hun omgeving. Tegelijkertijd is Turner een schilder van zijn tijd en brengt een ode aan de industriële revolutie met afbeeldingen van stoomboten, fabrieken, molens en treinen.
‘De hemel van de paus’: de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel
De fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel, Vaticaanstad Rome vormen het beroemdste plafond ter wereld. Het schilderen van de 500m2 was een hels karwei en het putte Michelangelo totaal uit. Hij beschouwde zichzelf bovendien als beeldhouwer en niet als schilder. De enorme opdracht werd tussen 1508 en 1512 uitgevoerd voor de veeleisende paus Julius II. De fresco’s zijn een hoogtepunt van Renaissancekunst. Michelangelo schilderde niet alleen de schepping, hij herschiep de schepping. In 1535 werd hij opnieuw benaderd voor een fresco-opdracht in de kapel. De muur achter het altaar moest beschilderd worden met een voorstelling van het Laatste Oordeel. Het fresco werd in 1541 voltooid en was omstreden vanwege de vele naakte figuren.
Gustav Klimt en het Gouden Tijdperk van Wenen rond 1900
Klimt heeft als geen ander la belle époque van Wenen verbeeld als schilder èn minnaar van Weense societydames. Hij verdiende een vermogen en ook nu behoren zijn schilderijen tot de duurste kunstwerken ter wereld. In zijn werk roept hij een sprookjesachtige wereld op met een sinistere ondertoon. Klimt had een fijn gevoel voor de obsessies van zijn tijd, de jaren dat de psycho-analyse van Freud opgang maakte. Vooral de portretten tonen de dynamiek van de avant-garde beweging van de Wiener Sezession met mozaïekpatronen van kleur en glans, waar nogal wat goudverf in zit.