Vijftig tinten wit; het geschilderde winterlandschap

Echte winters, bestaan ze nog? Door de eeuwen heen zijn kunstenaars geïnspireerd door storm, vrieskou, ijs en sneeuw. De vroegste sneeuwlandschappen zijn te zien op middeleeuwse kalenders als onderdeel van getijdenboeken en brevieren. Rond 1600 ontwikkelt het ‘wintertje’ zich tot een geheel eigen genre in de Noord-Nederlandse schilderkunst. De populariteit ervan sluit aan bij de tijd, vallend in de zogenaamde Kleine IJstijd, waarin de winters vaak extreem koud waren. De winterlandschappen van Breughel en Avercamp zijn sterk vertellend geschilderd, vol ijsplezier. Omstreeks 1680 raakt het geschilderde ijsgezicht uit de mode. Het op Frankrijk georiënteerde classicisme wees realistische landschappen af. Het genre keert weer terug door de 19de eeuwse bewondering voor de meesters uit de Gouden Eeuw. De Romantiek toont een voorkeur voor dramatische ijstaferelen, maar Schelfhout’s sfeervolle winterlandschappen veroveren de markt. Mettertijd worden de onderwerpen naturalistischer en de toets losser. Mauve en Breitner schilderen schapen in de sneeuw en winterse stadstaferelen. Ook in onze tijd inspireert het witte landschap, getuige Tamara Donovan’s Untitled (Plastic Cups) uit 2000.