Dinsdag 24 februari
Een madonna (samentrekking van Ital. mia donna = mijn vrouwe) is een geliefd onderwerp in de kunst, verwijzend naar Maria met het kind Jezus op haar schoot of in haar armen. Maria’s kleding vertoont kleurensymboliek: zij draagt een rood onderkleed (zij is in de eerste plaats mens) en een blauwe mantel (want God heeft haar bekleed met de hemelse liefde). Van een natuurlijke of gevoelsmatige relatie tussen moeder en kind is in de Byzantijnse en Romaanse kunst weinig sprake. Zoals Maria met strakke en onbewogen gelaatsuitdrukking troont op een zetel, zo troont het Christuskind op de ‘zetel’ van haar schoot. Een rijke achtergrond van bladgoud omgeeft de voorstelling. Wijzend naar haar zoon, toont Maria de mensen de weg naar Hem. Het Christuskind heeft niets kinderlijks: het is een kleine volwassene, gekleed in een filosofen-tunica, die in de linkerhand een boekrol (de Heilige Schrift) vasthoudt en met de rechterhand een zegenend gebaar maakt. In de kunst van de gotiek verschuift het accent langzamerhand van verheven naar barmhartig: Onze Lieve Vrouwe. De nadruk ligt nu op het uitbeelden van de menselijke moeder en haar goddelijk kind. Kunstenaars tonen ons een sereen moment: Maria die vol verwondering maar ook droefenis naar haar (vaak naakte) pasgeboren zoon kijkt. Vaak heeft het Christuskind een kleine vogel in zijn handjes, een distelvink die verwijst naar de doornenkroon en daarmee naar zijn toekomstig lot.